De decentralisaties, hoe nu verder
In 2014 waren wij betrokken bij een groot aantal inkoop- en aanbestedingsprocedures in het kader van de overgang van AWBZ gefinancierde ondersteuning naar de Wmo. In dit artikel schetsen een aantal ontwikkelingen die wij waarnemen.
Gemeenten hebben voor de korte termijn in 2015 gekozen voor een pragmatische invulling van nieuwe taken en verantwoordelijkheden. Er is vooral ingezet op het borgen van de huidige infrastructuur met een (soms forse) korting op tarief dan wel budget. In deze eerste fase is gekozen is voor een beleidsarme invulling, een zachte landing. Tegelijkertijd hebben vrijwel alle gemeenten aangekondigd in hun transitiearrangementen en aanbestedingsdocumenten vanaf 2016 voor een beleidsrijke invulling van het sociale domein te kiezen. Door:
- In te zetten op innovatie;
- In te zetten op een verschuiving van formele naar informele zorg;
- In te zetten op minder aanbieders die (meer) integrale diensten leveren;
- In te zetten op een meer open markt met nieuwe toetreders.
Op de ‘zorgmarkt’ zien wij de volgende ontwikkelingen:
- Extramurale zorg is in 2015 een ‘vechtmarkt’. Gemeenten hebben in de contractering gestuurd op vergroten van de concurrentie en in de meeste gevallen bepaalt de cliënt naar welke aanbieder de omzet gaat.
- De tariefkortingen zijn groot en alle aanbieders zullen vanaf 2015 met andere en goedkopere zorgvormen moeten gaan werken of hun verlies moeten nemen. Er is ruimte voor commerciële aanbieders, die voor weinig geld de minst moeilijke cliënten helpen (huishoudelijke hulp met eenvoudige persoonlijke verzorging en begeleiding).
- De uitgangspositie op de markt voor extramurale zorg leidt niet tot een stabiele situatie. Gemeenten sturen er op dat de zorg steeds meer aan de voorkant (de sociale wijkteams) wordt geleverd en er steeds minder ruimte komt voor maatwerk. Het maatwerk, dat blijft, is bestemd voor de categorie cliënten met meervoudige en complexe problemen. In een krimpende markt trekken aanbieders zich terug of komen gemeenten zelf actief tot een nadere selectie van aanbieders.
Voor een nadere uitwerking van de beweging in de markt zijn de volgende variabelen van belang:
- Aantal aanbieders (veel of weinig aanbieders per gemeente. Het gaat hier om het ‘marktmodel’);
- Verhouding voorkant en maatwerk (ligt de nadruk op de voorkant bijvoorbeeld door sociale wijkteams, die veel van de problematiek voor hun rekening nemen of is er veel ruimte voor maatwerk door specialistische zorgaanbieders. Het gaat hier om het ‘zorgmodel’);
- Tijd (ontwikkelingen op korte en langere termijn).
Er zijn 4 kwadranten te onderscheiden met per kwadrant implicaties voor de gewenste (mate van) samenwerking:
Indien sprake is van veel aanbieders die zich aan de voorkant begeven dan wel maatwerk bieden, vindt een natuurlijke selectie plaats (de cliënt bepaalt: want kiest van welke aanbieder hij/zij diensten wil afnemen).
Indien sprake is van een beperkt aantal aanbieders, is de dialoog met de gemeente van belang. Veelal zal de financieringsrelatie daarop zijn afgestemd, bijvoorbeeld prestatie-inkoop of programma-subsidie.
Onze verwachting is dat er op de middellange termijn een beweging zal plaatsvinden van veel naar weinig aanbieders en van relatief veel maatwerk naar (steeds meer) nadruk op de voorkant. Oftewel een beweging vanuit de overige kwadranten naar kwadrant 2.
Wat kan Bosman & Vos voor u betekenen?
Bosman & Vos heeft inmiddels brede ervaring met vraagtukken die spelen in het gemeentelijk zorgdomein, in de actuele processen rondom Jeugdwet, Wet publieke gezondheid en vernieuwde Wmo. Wij beschikken over kennis met betrekking tot zorginhoudelijke, economische, juridische, HRM en marketingaspecten, en hebben expertise en ervaring op het gebied van procesbegeleiding en samenwerkingsvraagstukken. Waar nodig treden wij op als externe projectleider en auteur. De ervaring is opgedaan in een groot aantal regio's in het land.