Interview met Wim Spierings over decentralisatie Jeugdzorg
De heer Wim Spierings, bestuurder van FlexusJeugdplein in Rotterdam:
1. In het debat over de jeugdzorg lijken er twee "uitersten" te zijn: jeugdhulpverlening ín een sociaal wijkteam en jeugdhulp in de 2e lijn. Wat zou uw advies zijn en waarom?
De uitgangspunten voor ons zijn veiligheid, verbinding met de sociale omgeving en activering/eigen verantwoordelijkheid. Ik verwacht dat in de zorg voor jeugd drie accenten zullen worden gelegd.
In de eerste plaats de brede aanpak in de wijk. Die zal echt methodisch en qua uitgangspunten anders moeten worden opgezet en ingevuld dan nu vaak het geval is. Het is niet zo dat het openen van een kantoortje in een wijk betekent dat er wijkgericht gewerkt gaat worden. Wijkgerichte transformatie betekent dat de hulpverlener niet zelf belangrijk is, maar activeert en het gezin ondersteunt in het vinden van hulpbronnen in de eigen omgeving. (de familie, de buurt). Iedereen heeft een steunende omgeving nodig.
Daarnaast zal er zorg nodig blijven voor de echt zware en ingewikkelde problemen. De kinderen met ernstige gedragsstoornissen met al dan niet gevaar voor henzelf of de omgeving.
Ook hier zal eerst gekeken worden naar mogelijkheden voor normalisatie in het eigen netwerk. Als dit niet mogelijk is, denk ik dat pleegzorg een belangrijke rol gaat spelen, als alternatief voor huidige dure hulpvormen als kamertrainingen, leefgroepen en lang verblijf.
In de tweede lijn zullen we daarnaast intensieve ambulante trajecten behouden. Korte, zware ondersteuning, die direct aansluit op de wijkaanpak. Vanuit de activering in de wijk moet je direct intensieve ondersteuning kunnen bieden dat als nodig is. En vanuit de zware zorg moet je in de wijk steunfactoren kunnen organiseren zodat kinderen hun verbinding houden met hun oorspronkelijke omgeving. Geen tussen oplossingen en allerlei tussenfasen, maar gewoon een directe, korte lijn. Wat daar op dit moment nog tussen zit, daar zal veel van verdwijnen; te duur, niet effectief, of te weinig gericht op activering van de burger.
FlexusJeugdplein experimenteert met Horizon in de aanpak om de zware zorg (gesloten/besloten) aan te laten sluiten op de wijkteams.
2. Wat gaat er voor zorgen dat de decentralisatie leidt tot een kwaliteitsverbetering in de jeugdzorg?
Of er een kwaliteitsverbetering komt, weet ik niet. Het lijkt tegendraads, maar mijn opvatting is dat de crisis ons, de sector en in het algemeen de samenleving, dwingt om keuzes te maken. Mensen meer aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid is daarin een belangrijke stap in het terugdringen van de overmatige zorgconsumptie en het consumentisme in het algemeen. Mensen moeten weer verantwoordelijkheid oppakken voor hun eigen lot en dat van hun omgeving. Dat is een boodschap die zowel de politiek als de hulpverlening moet uitdragen. Met andere woorden: het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid vind ik een kwaliteitsstap.
Ik ben erg bezorgd dat er de eerste tijd te veel energie verloren gaat in instellingsbelangen, reductie van frictiekosten et cetera. Bestuurders zullen hun eigen instelling en de sector moeten overstijgen en in gesprek moeten gaan met de nieuwe inkopende overheden en vooral investeren in het ontwikkelen van methodes waarin de eigen verantwoordelijkheid van mensen weer centraal komt te staan en waarbij de hulpverlening niet te veel overneemt.
Het gesprek met de cliënt zal cruciaal worden in de toets of we kwaliteit leveren.
3. Wat is de grootste uitdaging voor uw eigen organisatie?
De visie staat. We hebben alle medewerkers ondergebracht in wijkteams. Wijkgericht werken en activeren vraagt meer van de hulpverleners dan alleen vakman/vrouw zijn die kan diagnosticeren en interveniëren. Dat zal moeten worden gecombineerd met terughoudendheid, met het vooral zoeken naar mogelijkheden om het kind , het gezin, de familie, de buurt zelf de problemen te laten oppakken en oplossen. De hulpverlener moet zijn neiging om te helpen, te redden, verantwoordelijkheid over te nemen onderdrukken en naast de cliënt gaan staan en activeren. Het helpen de stressfactoren te reduceren zal vaak voldoende zijn, waarna de cliënt het zelf verder wee zelf oplost. Alleen als het echt nodig is, ingrijpen of met gerichte programma’s de opvoeding weer op gang brengen. De sleutel ligt bij de professional.
Een tweede aspect dat erg belangrijk is, is de relatie met de overheden. Als deze overgaat tot aanbesteden en andere vormen van inkoop, gaat er een geheel andere dynamiek in de sector ontstaan. Dan wordt samenwerken niet meer logisch, want je bent een concurrent geworden. Dat zal, zeker in het begin, tot kwaliteitsverlies leiden. Ik pleit ervoor om de eerste jaren, in de overgangsfase, de bestaande aanbieders de ruimte te geven om de transitie door te maken, de frictiekosten beperkt te houden en om de lopende hulpprocessen niet te frustreren. Dan kan er met iets meer rust gewerkt worden aan een zorgvuldige andere wijze van inkoop.