Maatschappelijke ondersteuning en participatie
Zorg en welzijn krijgen te maken met een nieuwe regeling op basis waarvan de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke ondersteuning van hun ingezetenen. De nieuwe Wmo is een deel van de nadere uitwerking van de maatregelen die in het regeerakkoord zijn opgenomen met betrekking tot de hervorming van de langdurige zorg.
Het doel van de nieuwe Wmo is dat door adequate ondersteuning (bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen) burgers die het op eigen kracht niet redden langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en participeren in de maatschappij. Daarbij is het uitgangspunt van de wetgever dat zelfredzaamheid en meedoen in onze samenleving in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de burger zelf. Hij kan daarbij een beroep doen op familieleden, buren, vrienden en anderen uit zijn sociale netwerk. Mensen die desondanks niet zelfstandig kunnen wonen of participeren, moeten op goede ondersteuning van de overheid kunnen rekenen.
Het verder uitbreiden van de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de ondersteuning van mensen staat niet op zichzelf, maar moet worden bezien in een breder verband van de uitbreiding van de gemeentelijke verantwoordelijkheden in het sociale domein. Gemeenten worden op grond van de nieuwe Wmo, de nieuwe Jeugdwet en de nieuwe Participatiewet verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen in het brede sociale domein. Met de brede verantwoordelijkheid in het sociale domein worden gemeenten dé centrale regisseur in de ondersteuning van mensen die het op eigen kracht niet redden en dus hulp nodig hebben. Met een integrale aanpak kan gestalte worden gegeven aan het uitgangspunt in het sociaal domein, namelijk "één gezin, één plan, één regisseur".
De gemeente moet er vooral voor zorgen dat mensen elkaar gaan helpen en niet automatisch een beroep op de overheid doen. Dat kan, omdat de gemeente de bewoners beter kent dan het Rijk. Maar er is meer. De Wmo is geen collectieve en verplichte zorgverzekering, zoals de AWBZ. Dat betekent vooral dat de Wmo geen recht op zorg biedt. Dat vormt een belangrijke garantie voor de gewenste kostenbeheersing. Er komt een ‘compensatiebeginsel’ voor het recht op zorg in de plaats. Dat beginsel houdt in dat gemeenten mensen in staat moeten stellen mee te doen aan de samenleving. Als ze dat niet zelfstandig lukt, moet de gemeente ze compenseren.
De verwachtingen zijn hooggespannen. Waar het bij de Wmo weliswaar om verschillende taken ging, ging het wel om taken binnen hetzelfde domein. Nu komt er een palet aan verantwoordelijkheden richting de gemeente. Van verminderd zelfredzame mensen, tot opvoedhulp voor ouders. De verwachting is dat de gemeente door integraal te werken veel effectiever te werk kan gaan. Door het gezin centraal te stellen kan hulp, zorg en dienstverlening beter ingezet worden. Door met sociale wijkteams integraal aan de slag te gaan, kan onnodige bureaucratie vermeden worden. Door burgers te faciliteren en te stimuleren om zelf verantwoordelijkheid te nemen en voor elkaar te zorgen, worden ze minder afhankelijk van de overheid. Door de eigenkracht van burgers te benutten, kan de kracht van de overheid zich richten op mensen die minder krachtig zijn.
De verzorgingsstaat schudt op zijn grondvesten, de participatiesamenleving is op komst. Gemeenten staan voor de opgave om drie gigantische decentralisaties werkbaar te maken: maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en werk. Sociale wijkteams zijn daarvoor anno 2013 een populair instrument.
De meeste grote steden werken intussen met enige vorm van sociale wijkteams. Als we die ontwikkeling vanuit een helikopterview bezien, vallen – bij alle lokale verschillen – een paar prangende kwesties op die overal in meer of mindere mate spelen:
- De breedte
Hoe breed opereert het team? Vangt het in een wijk alles af – van alle WMO-aanvragen (ook de enkelvoudige) tot intensievere (multi)problematiek, van de inzet van vrijwilligers tot arbeidstoeleiding? Of is het een tweede lijn, voor mensen met problemen op meerdere levensgebieden? - De aanpak
Het idee is dat sociale wijkteams door het benutten van eigen kracht en sociale netwerken voorkomen dat er te snel (dure) specialistische zorg wordt ingeschakeld. Maar als er toch specialistische zorg noodzakelijk is, wanneer schakel je die dan in? - De bezetting
Wie moeten er in het team? Wie zijn dat eigenlijk, die generalistische frontlijnwerkers? Wat moeten ze kunnen en wat moeten ze laten? Waar haal je ze vandaan? Hoe kun je ze in de praktijk opleiden? - De buurt
Wat is de rol van burgers? Zijn zij meer dan kritische consumenten? Besluiten ze mee over de prioriteiten van het team? Als een team zich niet verbindt met lokale burgerkracht, dreigt de verandering beperkt te blijven tot een reshuffle van functies in een institutioneel onderonsje. - De organisatie
Tot nu toe bestaan de wijkteams vooral uit gedetacheerde professionals, onder leiding van de gemeente. Moet er niet een andere organisatievorm komen? Zijn sociale wijkteams uitvoeringsorganisaties van de gemeente? Wie bepaalt eigenlijk wat ze moeten doen? - De financiering
De financiering moet anders gericht worden: niet op het leveren van producten en diensten maar op het behalen van gewenste resultaten in een bepaald gebied. Hoe introduceer je een vorm van kostenbewustzijn bij de professionals in de wijkteams? Wat zijn de mogelijkheden van populatie gebonden of gebiedsgerichte financiering gericht op outcome?
Bosman & Vos heeft deze zomer ervaring opgedaan met het ontwerpen van sociale wijkteams. In opdracht van drie zorgorganisaties en een welzijnsorganisaties is een offerte geschreven in het kader van de aanbesteding door een middelgrote gemeente van het algemeen toegankelijke ondersteuningsaanbod in het kader van de Wmo. De organisaties hebben de aanbesteding gewonnen en zijn nu doende met de verdere uitwerking om per 1-1-2014 aan de slag te kunnen gaan.